Op de trap onder het station zakte een dronken Brit half tegen me aan. Ik deed een stapje opzij en draaide iets met mijn schouder waardoor hij zijn laatste beetje houvast verloor en viel. Consternatie. Terwijl zijn halve liter Heineken als een eenzaam stilleven lag leeg te bloeden onderaan de trap krabbelde hij scheldend overeind. Hij wilde me te lijf. ‘You fucking wanker! Who do you think you are?!’ Zijn nog enigszins nuchtere vrienden – grote, vervaarlijk ogende vijftigers – sprongen er tussen. Omdat ik nog antwoord op zijn vraag moest geven zei ik dat ik ‘unfortunately' inderdaad een ‘wanker’ was maar wel een ‘grumpy one'. De informele leider sloeg quasi vaderlijk een arm om me heen en dirigeerde me subtiel de trap op, de stationshal in. ‘We want no trouble,’ zei hij. ‘Don’t touch me,’ zei ik toen ik me losmaakte uit zijn voor niemand zichtbare houtgreep en richting het centrum liep.
Daar bleek deze eerste lentezaterdag uitbundig te worden gevierd. Bomvolle straten en bomvolle terrassen en overal was de voertaal Duits of klonk zo. Behalve bij het uitpuilende supporterscafé. Gebroederlijk hingen daar twee vlaggen aan de luifel. De moed was me na de gebeurtenissen op het station echter in de schoenen gezakt dus ik liep snel door. Ik had nu vooral bier nodig. En een gezapige omgeving. Die vond ik binnen bij Café Central. Wat was ook alweer de bedoeling? Een reportage over een wedstrijd in een verder voetballuw weekend. Voor goed geld. Easy peasy. Tevreden bestelde ik een groot glas bier en een rib-eye. Door een klein raam overzag ik het plein en daarmee feitelijk de stad. Panterprint, badslippers, overgewicht. Het voelde als thuis.
In het stadion bleek dat vandaag uitgebreid werd stilgestaan bij de inmiddels al15 jaar bestaande vriendschapsband met de supporters van West Bromwich Albion. Vaag viel er een kwartje. Wat volgde was een eindeloze wedstrijd vol verwarrende incidenten met Duitsers die voor FC Koln bleken te zijn, andere Duitsers die voor Borussia Mönchengladbach waren en weer andere Duitsers die gewoon Nederlanders uit Venlo bleken te zijn. Op het veld eindigde het uiteindelijk in 2-2, maar daar kwam ik pas achter toen ik ’s nachts in Café de Tapperie aan een sambuca met ijs stond te nippen en aangesproken werd met de vraag of ik misschien voor FC Eindhoven was. Net toen ik mezelf aan de blaag hoorde vragen of hij misschien een zus van boven de achttien had – ouder dan zestien mocht ook – keek ik op de klok en dacht ik aan Jack Poels.
‘ 't Waas twelf oor in Venlo. 't woord tied um nar hoes te goan.’