Skip to main content
 
Nice

Nice

Nice


Nice
07 november 2024
Matchday

Omar sprak slechts een paar woorden Engels maar we waren het er toch snel over eens dat de rit naar het hotel onvermijdelijk via een pinautomaat moest gaan. Dat bleek nog een heel gedoe.

De spits was net begonnen en de avond viel over de Zuid-Franse stad. Getoeter alom en links en rechts vervaarlijk manoeuvrerende scooters. De Middellandse Zee lag als een groot blauw laken mooi te wezen terwijl de zachte warme bries naar uitlaatgassen rook. Ik inhaleerde de victorie diep. Ondertussen reden we rondjes door de oude stad en werd Omar steeds nerveuzer. Ik vroeg me af of het zijn eer te na was het gewoon aan een voorbijganger te vragen en dacht aan mevrouw Ploeger, van wie ik ooit het ene jaar Frans kreeg waarvan later bleek dat ik het daar de rest van mijn leven mee moest doen. Ze had hazentanden en rook naar koffie en champignons. Plotseling gooide Omar zijn auto op de stoep. ‘Bank’, zei hij wijzend naar een gebouw waar allerhande types tegenaan zaten en hingen. Inmiddels was het donker. In het oranje schijnsel van de straatverlichting en belangstellend gadegeslagen door meerdere witte ogen in donkere gezichten deed ik mijn ding. Ik dacht aan de awaydays in Auxerre en Marseille en aan het advies van de autoriteiten om dit deel van Nice te mijden, vooral ’s avonds. Ik propte het geld in mijn schoudertasje en liep op mijn meest onverschrokken hooliganmanier terug naar de taxi. ‘Zó, díe waren bang!’ zei ik hardop tegen mezelf terwijl Omar zwijgend koers zette naar de Rue Lamartine.

Het was matchday, lunchtijd en om de hoek, aan de Avenue Notre Dame, had barman Magid alles onder controle. De rooftopbar zat vrijwel onzichtbaar verborgen op de 8 e verdieping van een hotel voor oude van dagen en de zon stond er de hele dag vol op het dakterras. Met jambon en witte wijn van lokale makelij overzag ik de onsamenhangende daken van de stad. Meeuwen zweefden geroutineerd over en af en toe dook een koppel duiven of een kraai op. In de verte richtte de imposante Col d'Èze zich op boven de stad. Ik was blij dat ik er niet heen hoefde. Aan de andere kant van het blikveld steeg om de 8 minuten een vliegtuig op. ‘Victory’, dacht ik toen ik om extra jambon vroeg en ik me de geur van kerosine voor de geest probeerde te halen. Zo verstreek de tijd. Magid bracht wijn, de zon verbrandde mijn huid en in gedachten overzag ik het leven. Was dit dan wat zo bombastisch het ultieme geluk genoemd werd? Soezend in de zon hoog boven de straten van een onverschillige Franse stad? Ik schrok op van de telefoon. Het was tijd om naar het omwisselpunt te vertrekken.

Het omwisselpunt bleek een met hoge hekken omgeven oude parkeerplaats en het uitgereikt krijgen van het wedstrijdticket betekende het inleveren van iedere bewegingsvrijheid voor de komende zes uur. De lokale autoriteiten hadden besloten niets aan het toeval over te laten waardoor het aantal in oorlogstenue uitgeruste agenten het aantal Nederlandse supporters ruimschoots overtrof. Hun kerntaak was ons permanent te omzomen en woedend naar ons te kijken. Ons restte niets anders dan wachten: wachten tot we de pendelbus in mochten, wachten tot we de pendelbus weer uit mochten, wachten tot we gefouilleerd werden, wachten tot we alcoholvrij Deens bier konden bestellen, wachten tot de wedstrijd begon, wachten tot de gelijkmaker viel, wachten tot we het stadion uit en de pendelbussen weer in mochten en wachten tot we vervoer terug naar het centrum hadden gevonden.

Dit laatste onderdeel van mijn planning had ik, gedurfd als ik ben, open gelaten. En kijk, daar kwam net de voorzitter van de supportersvereniging aangelopen. Weliswaar licht trekkebenend door een hit-and-run aanval een dag eerder door de lokale antitukkerbeweging, maar hij was er en ik zag mezelf al comfortabel achterin zijn feminiene cabriolet naar het centrum vervoerd worden. Niets was echter minder waar. We gingen met de tram en wel zwartrijdend. Ik sputterde iets over een periodieke Verklaring Omtrent Gedrag voor mijn werkgever maar ik moest niet lopen zeiken hier bij deze van God verlaten tramhalte of anders lekker een taxi pakken. Was ik bovendien niet de enige in dit gezelschap die lid was van Vak P en zette ik met mijn gejank hier niet de hele reputatie van die  vereniging op het spel? Het was duidelijk dat de overdaad aan alcoholvrij bier mijn branie tot ver onder het nulpunt had doen zakken. Gedwee stapte ik de tram in en begon te rekenen. Twintig haltes. Hoe groot was de kans dat bij één van al die stops grote donkere controleurs die geen Twengels spraken zouden instappen? Of zo’n bloeddorstige antitukkerbrigade? En wat was eigenlijk erger? Ondertussen keuvelde iedereen ontspannen verder en telde ik zwijgend de haltes af. Jean Médecin bleek mijn bevrijder. Naar deze enkele maanden na de oprichting van FC Twente overleden oud-burgemeester van Nice was de ondergrondse tramhalte genoemd waar ik per direct mijn zelfvertrouwen hervond. Terwijl we de zachte avond weer in liepen riep ik stoer dat ik ce soir beaucoup de pastis ging drink’n maar dat deed ik natuurlijk helemaal niet. In plaats daarvan huilde ik mezelf van schaamte in slaap om me ’s morgens telefonisch te laten afblaffen door Khemais. Als ik niet five minutes earlier buiten klaar zou staan zou hij de rit naar de luchthaven cancelen. Uit wraak plakte ik ongezien mijn kauwgum aan de achterbank van zijn taxi.

#awaydays #bignightsineurope #coronalife

     Matchday
07 november 2024
Nice
Meer Matchday

13 december 2024
28 september 2024