Terwijl we bij de geopende kofferbak stonden te overleggen of we onze krat Veltins wel of niet mee het hotel in zouden nemen kwam uit de voordeur een meisje gesprongen. Grasgroene sokken, badslippers, een te wijde korte broek en dito shirt. Vorsend nam ze ons in zich op. Een vaal zonnetje viel op haar lange blonde haren. In de bomen zongen de vogels. ‘Ik zag haar het eerst,’ zei ik. Niemand reageerde. Terwijl ik het zwijgen probeerde te verwerken schoot het meisje weer naar binnen. Daar heerste paniek. Deze vier nachtreizigers zouden weliswaar vroeger dan gebruikelijk komen inchecken, maar nu stonden ze hier dus al, midden in het schoonmaakgedruis. Er werd heen en weer gerend, naar elkaar gewezen en er werden kamernummers geschreeuwd. De zenuwen stonden op het punt het van de gastvrijheid te gaan winnen toen een magere vrouw riep dat de lijst moest worden gehaald. Het was uiteindelijk het meisje die de kalmte wist te herstellen waardoor er – dankzij de lijst - een kamerindeling tot stand kon komen. Onder het gekraak en gepiep van de trappen en de vloeren ging het richting de slaapvertrekken. Daar bleek de tijd gedeeltelijk te hebben stilgestaan, alleen al door de vuile sok die A. onder het bed vond. Waarom hij na binnenkomst onmiddellijk onder zijn bed had gekeken bleef een onbeantwoorde vraag. Het was immers matchday en een uurtje rust kon geen kwaad.
In het bezit van een punt, een herinnering voor het leven en een kegel van daar tot Dover stommelden we ’s nachts de krakende trappen weer op. Onder mijn deur bleek een briefje te zijn geschoven met de vraag middels een tekstbericht te laten weten hoe laat we wilden ontbijten. Als een ereronde ging ik de kamers langs, zwaaiend met mijn trofee en roepend dat ik een telefoonnummer had gescoord. Of ik op wilde tyfen en mijn bek wilde houden. Soms verliest het geduld het nu eenmaal van de alcohol. Die nacht droomde ik over spookhuizen, heksen en briefjes van blonde feeën van bijna 18.
’s Morgens vertelde de eigenaresse van het hotel - tegen de zestig, van Poolse origine en getekend door het leven – dat zij het briefje had geschreven. Vervolgens ging het over de negatieve gevolgen van de Brexit: boodschappen, wonen, studeren; het was allemaal niet meer te betalen. In de keuken gooide ze nog maar wat sausages op de plaat en maakte van wat overbleef lunchpakketten. En terwijl we later buiten onze bagage in de Italiaanse krachtpatser stonden te proppen kwam uit de optrekkende ochtendnevel het meisje aanwandelen. Fris voor een nieuwe werkdag glimlachte ze even om onze grapjes maar excuseerde zich al snel. De plicht riep. Dus daar ging ze. En daar gingen wij. Want wat meer is een Europese uitwedstrijd dan het met vrienden kortdurend betreden van het alledaagse leven van onbekende mensen in een vreemde stad in een ander land?