In het tijdloze landschap van coulissen, landerijen en fraaie boerderijen kon er geen misverstand over bestaan dat de enorme witte tent in een weiland op de hoek van de Halseweg en de Halle-Heideweg de plek was waar het allemaal stond te gebeuren. Hier vond onder het motto ‘Zoepen, Knappen en Angoan!’ voor de 25e keer het Knalbal plaats. Dit door lokale bewoners geïnitieerde en inmiddels flink uit de kluiten gewassen evenement komt voort uit de traditie van het carbidschieten maar is veel meer dan dat alleen.
Bij binnenkomst deelde de organisatie glühwein uit en klonk vanaf het podium al de muziek en het dialect waarop je hoopte in deze entourage: basgitaar, trekharmonica en teksten over boerenjongens die sleutelen aan tractoren en motoren. Dat de meesten van die boerenjongens geen boer meer worden (of blijven) was aan de uit bierkratten opgebouwde bar en de van pallets getimmerde statafels vanavond geen gespreksonderwerp. Waar het in het steeds heviger aanzwellende feestgedruis dan wel over ging ontging mij overigens grotendeels. Wel viel op dat de gesprekken voortdurend werden onderbroken omdat er bier werd gebracht of moest worden gehaald. En dat gebeurde in dusdanige hoeveelheden dat het leek alsof de ongeschreven wet hier was dat iedereen permanent 4 volle plastic bekers in handen moest hebben. Als ze leeg waren verdwenen ze linea recta naar de grond want aan gedoe met statiegeld deed men niet. Zo werd de vloer langzaam plastic.
Plotseling begon een man met een smoezelige cowboyhoed wild in het rond en tegen mensen aan te springen waardoor nu ook volle bekers bier de tent door vlogen. Niemand nam ondertussen meer de moeite om naar buiten te gaan om te roken en zo werd de avond meer en meer een reis naar het verleden. Ik stak zelf ook maar een sigaret op, stikte haast en besloot toen maar ongezien een gat in de weeïge cowboyhoed te branden. Naast mij had een man ineens een vrouw op zijn nek, terwijl in de tent het gevoel van urgentie een kookpunt leek te bereiken. Er werd gezopen alsof de woke-politie ieder moment een einde aan de festiviteiten zou kunnen komen maken. Verderop in de zij-tent verdwenen scheepsladingen frikandellen en kroketten in de frituur. Bij het toilet probeerde een vrouw haar doordrenkte shirt te drogen onder de handdroger. Ik deed haar een oneerbaar voorstel dat zij tot mijn schrik aanvaardde. En hoewel ik me de toestemming van haar broer ooit herinnerde zag ik er toch maar van af.
En zo ging het door. Alsof het einde der tijden aanstaande was. Drinken en roken. Dansen en sjansen. En dat in een steeds dichter wordende damp van alcohol, rook en hormonen. Even alles vergeten. Even loskomen uit de steeds verder toenemende wurgreep van zelfgenoegzame randstedelijke en Europese beleidsmakers. Daar in die tent in dat weiland - ver van verstedelijkt Nederland - staken bijna 2000 mensen collectief hun middelvinger op naar morele superioriteit, bemoeienis en controle. En ver buiten die tent, in de gure decemberkou, trippelde een eenzame wolf over een akker. Ze hield even in toen ze de pleisterplaats in het vizier kreeg. En hoewel ze ergens in de buurt de geur van schapen meende te ontwaren trok ze verder. Voor haar was hier geen plaats. Dat voelde ze en ze versnelde haar pas. Achter haar verstierven de harmonicaklanken in de nacht.