‘Hermien, kom eens kijken!’ Maria zat boven in haar werkkamer de verhalen te lezen van de twintig mensen die zich wilden inschrijven voor haar schrijfcursus later dat jaar op Texel. Het zou de zevende keer worden dat ze gedurende een midweek met de deelnemers tot een verhalenbundel zou komen die bovendien ook daadwerkelijk zou worden uitgegeven. Enige ervaring was vereist, vandaar dat eenieder vooraf een zelfgeschreven verhaal aanleverde. Omdat zich vrijwel nooit mannen aanmeldden was ze vandaag als eerste begonnen met de bijdrage van een zekere Lex uit Rotterdam en vandaar dat ze nu met een mengeling van afgrijzen en walging haar partner riep.
Natuurlijk, ze riep Hermien er wel vaker bij. Want hoe mooi was het om samen ontroerd te zijn door de soms prachtige verhalen van onbekende beginnende schrijvers? Bovendien deelden ze al ruim 45 jaar hun leven. Ze ontmoetten elkaar in de late jaren zeventig, ergens in een zweterige discokelder in Nijmegen. De stad waar in die tijd lesbisch zijn nog als de enige juiste politieke keuze werd gezien. Ze bleken complementair: in het begin gaf de stabiliteit van de huisartsenpraktijk van Hermien Maria de kans uit te groeien tot een succesvol schrijfster, maar inmiddels woonden ze al 15 jaar in hun droomhuis in Brummen en deden allebei alleen nog wat ze leuk vonden.
Maar nu zaten ze dus samen verbijsterd naar een computerscherm te staren, naar een tekst zoals ze nog nooit gelezen hadden. Geen spoor van het lieflijke Texel zoals zij het zo graag wilden zien. Nee, hier werden met het oog op de bescherming van vogels massaal fretten doodgeknuppeld en onder het mom van de bestrijding van dierenleed ondergingen konijnen met myxomatose hetzelfde lot. In het uitgaansgebied vochten dronken testosteronbommen een bloedige strijd uit en op de jongerencamping werd in broeierige tentjes de GGD van klandizie voorzien. Lex moest worden afgewezen, daar waren Maria en Hermien het onmiddellijk over eens, want de zinnen in dit ongekende verhaal werden bijeengehouden door een besmettelijk elixer van bloed, sperma en puskorsten uit de ogen van stervende konijnen.
Volgens de instanties was Lex de Jong ‘onbemiddelbaar’, ‘autistisch’, ‘verslavingsgevoelig’ en ‘onvoorspelbaar’, een beeld trouwens dat bepaald niet overeenkwam met de ervaringen van de enkeling met wie hij nog contact onderhield. Natuurlijk wisten ze allemaal van zijn frustraties over het schrijverschap, over zijn vruchteloze pogingen waar dan ook maar voet aan de grond te krijgen met zijn werk. Ten langen leste was hij zelfs begonnen discussies met schrijvers uit te lokken tijdens presentaties bij de lokale boekhandel. Daar kreeg hij uiteindelijk een lokaalverbod toen hij tegen Saskia Noort riep dat ze een stinkend seksspeeltje van rimpelige half-impotente uitgevers was. Het bulderende gelach van een deel van de aanwezigen was voor de schrijfster misschien een welkome les in nederigheid maar voor Lex niet meer dan een schrale troost. Voor hem was het wachten nu vooral op uitsluitsel over zijn inschrijving voor een schrijfcursus op Texel – zijn Texel toch ook – met nota bene een garantie op publicatie.
Een stormachtige novemberwind joeg om de moderne groepsvilla maar Maria en kok Jan kregen er niets van mee. Sinds het begin van hun samenwerking kwamen ze een dag eerder al naar het eiland om de week voor te bereiden en na afloop bleven ze ook nog een nacht langer om het allemaal te evalueren. De keerzijde van de politieke keuze van Maria en de chronische ziekte van de vrouw van Jan waren een geheime onderlaag in de schrijfweken geworden die steeds moeilijker verborgen te houden was. Als alle deelnemers sliepen kropen ze als pubers bij elkaar onder de dekens en smoorden hun oerkreten met de luxe kussens. Nu was de villa gelukkig nog leeg en waren remmingen niet nodig. Dat er buiten op de weg een oude Datsun met gedoofde lichten was komen aanrijden ontging Maria en Jan dan ook volledig. Lex draaide zijn raampje open, stak een shagje op en nam een slok uit z’n heupflacon. Toen hij het theatrale gekrijs van een vrouwenorgasme uit het groepsverblijf hoorde waaien startte hij de auto en reed weg. ‘Kok met c-o-c-k’, mompelde hij terwijl hij naar zichzelf grijnsde in de achteruitkijkspiegel.
Twee dagen later zat Lex op zijn vaste plek aan de bar van het café dat sinds jaar en dag min of meer halverwege de imposante en kaarsrechte Zanddijk uit 1629 lag. Het was er die middag rustig, net als op de rest van het eiland. Hij luisterde naar de zachte muziek, nipte aan zijn kruidenbitter en zag dat er buiten in de stromende regen twee witte personenbusjes het parkeerterrein opdraaiden. Als eerste herkende hij - van een foto op de website - Maria en daarna zag hij dat het kok Jan was die een rolstoel aan het uitklappen was. Even later beklom een bonte stoet van ANWB-jassen, gele poncho’s, rollators en rolstoelen het steile duin. Lex was inmiddels naar buiten gelopen en telde in de gauwigheid behalve Jan en een hem onbekende chauffeur twintig vrouwen van rond de zeventig. Op enige afstand sloop hij ongezien achter ze aan terwijl die typische maar onbestemde postmenopauzale geur zich aan hem opdrong. Hij grimaste. Bij het uitkijkpunt luisterde hij een tijdje naar de instructies die Maria de groep gaf. Door de harde wind ving hij slechts flarden op. Over liefde, over ervaring, de elementen, het zijn en nog zo wat. Totdat Maria ineens stilviel en met een stevig ‘dag meneer’ haar aandacht naar hem bleek te hebben verlegd. Ze keek Lex indringend aan maar de donkere blik die dat bij hem teweeg bracht joeg haar onmiddellijk schrik aan. Dat zag ook Jan, die naar voren stapte en vroeg of hij hem ergens mee kon helpen. Lex stapte ook naar voren, zweeg en bleef Maria strak aankijken. Vervolgens vervloog de stilte met de vlagen van de wind. Er zweefde een meeuw over en in de verte klonk uit een wiegende kromme boom het scherpe kraaa kraaa kraaa van een kraai. Lex draaide zich om en keerde terug naar zijn kruidenbitter.
De laatste avond werd traditioneel doorgebracht in een restaurant aan de andere kant van het eiland dus vandaar dat Lex nu ongestoord met zijn zaklamp door de groepsvilla liep om alle schrijfblokken, tablets en laptops te verzamelen. Op de tafel in de gemeenschappelijke ruimte lag al een aardige stapel. Hij was blij dat hij vooraf geurbalsem onder zijn neus had gesmeerd want in verschillende kamers had hij incontinentiemateriaal zien liggen. Op het nachtkastje van Maria lag tot zijn verbazing een buttplug en in de tas van Jan had hij een doosje Viagra, een enorme dildo en een satisfyer aangetroffen. De handboeien had hij gelijk in zijn jaszak opgeborgen, voor de Viagra was hij later nog even teruggelopen.
Buiten ontwikkelde zich inmiddels een flinke najaarsstorm dus toen Lex de open haard aan het aanmaken was hoorde hij eigenlijk te laat dat er een auto de oprit was komen oprijden. De deur naar de keuken vloog open en Jan kwam met een groot mes de kamer binnenstormen met in zijn kielzog een bleek dametje met een rollator. ‘Mama!’ riep Lex uit. Het korte moment van verwarring benutte Lex om met een houtblok het mes uit de hand van zijn aanvaller te gooien en hem vervolgens te bespringen. Het was 1974 en Lex was als agent in opleiding in de Afrikaanderwijk bezig met de interventie die het voortijdige einde van zijn politieloopbaan zou inluiden. Hij draaide Jan in één beweging op zijn buik met zijn armen op zijn rug en klikte de handboeien dicht. Onmiddellijk stak Lex het mes in Jans knieholte tot hij bot voelde en vervolgens nog iets verder. Om het geschreeuw te smoren propte hij een incontinentieluier in zijn mond. Toen kwam hij bij zinnen en keek in het panische gezicht van de vrouw met de rollator. Weer zag hij zijn moeder. Ze was al decennia overleden maar nooit had hij het willen aanvaarden, kunnen aanvaarden. Voorzichtig liep hij op haar toe. Tranen stroomden over zijn wangen. Hij streelde door haar grijsblauwe haren, langs de lijnen van de tijd in haar gezicht. ‘Mama’, zei hij weer. ‘Geen slecht idee om om je moeder te roepen’, zei de vrouw terwijl ze ijzig kalm een Glock 17 uit haar handtas tevoorschijn haalde. De laatste woorden die Lex hoorde waren ‘son of a bitch’ en het volgende ogenblik joeg ze precies tussen zijn ogen een kogel door zijn schedel en dropen zijn hersenen van het plafond. Zijn bloed zou voor altijd zichtbaar blijven in de eikenhouten vloer. Kijk in die groepsvilla maar eens onder dat stijlvolle patchwork kleed in de gemeenschappelijke ruimte.